ACTIVITEITEN

IK KAN ZELF EEN SPEELTAFEL KLAAR ZETTEN

THEMATAFELS
speeltafel 1
speeltafel 2
speeltafel 3
speeltafel 4

                                                    

Een thematafel is een tafel met verschillende materialen. Je maakt een speelsetting voor de kinderen. Je kan het klaarzetten tijdens het onthaal of vrij spel maar het kan ook gebruikt worden als activiteit. Er kunnen 8 kinderen tegelijk met de tafel spelen. Het is geen regelspel en het heeft meestal ook geen afgebakend doel. De regels die je hierbij wel stelt is dat het materiaal in de tafel blijft en het materiaal niet stuk gemaakt wordt.

Met de thematafels stimuleren we de ontwikkeling van de fantasie, creatief denken en motorische vaardigheden.

De thematafels kunnen bij alle leeftijden ingezet worden. Je zal zien dat de kinderen er een andere betekenis en manier van spelen aan geven naargelang hun leeftijd. Maar het blijft voor iedereen boeiend.

Laat een thematafel gerust enkele dagen staan. Kinderen spelen er vaak in korte stukjes mee maar blijven meerdere dagen geboeid en beleven meerdere speelmomenten met dezelfde thematafel.

HOE MAAK JE EEN THEMATAFEL?

Een thematafel bestaat uit verschillende materialen. Hieronder vindt je enkele mogelijkheden:

Basis: je begint met een basis. Dit is iets van materiaal dat in de tafel kan en is in de meeste gevallen schepbaar. Deze hoeft niet altijd aanwezig te zijn, maar zorgt wel voor het leukste spel! Je kan ook verschillende materialen in een tafel gebruiken. Zorg ervoor dat ze verschillend genoeg zijn dat je ze nog uit elkaar kan halen.

Voorbeelden:

  • Zand
  • Water
  • Rijst
  • Pasta
  • Orbeez
  • Bonen
  • Maïs

Potjes, schep- en grijpmateriaal: naargelang de basis voeg je materialen toe waarmee je leuk kan spelen in de tafel. Deze zijn niet altijd hetzelfde. In water ga je eerder potjes en pipetten toevoegen. In zand ga je eerder schepjes toevoegen.

Voorbeelden:

  • Schepjes
  • Pipetten
  • potjes
  • grijpers

Figuren/ voorwerpen: om je tafel nog wat meer te vullen kan je figuren of kleine voorwerpjes toevoegen. Deze kunnen gesorteerd, geteld, verzameld… worden. Dit is ook niet altijd nodig als de basis al uitnodigend genoeg is.

Voorbeelden:

  • Kleine gekleurde popjes
  • Speelgoed dieren
  • Schelpen
  • Sterren
  • Auto’s
  • Diamanten
  • ….

BROEKZAKSPELLETJES & DODE MOMENTEN OPVULLEN

Het kan zijn dat je soms een dood moment hebt. De kinderen zijn uitgespeeld met wat je voorzien had, maar je hebt nog tijd over. Zorg dat je enkele korte spelletjes bij de hand hebt die je kan inzetten op zulke moment. Denk aan de klassiekers:

  • Tikkertje
  • 1,2,3 piano
  • Wolfje, wolfje, hoe laat is het?
  • Schipper mag ik overvaren?
  • Zakdoekleggen

Kleine spelletjes waar je niet veel materiaal voor nodig hebt zijn perfect voor deze momenten. Vorm ze om zodat ze passen in het thema.

VERDIEPING SPEELIMPULSEN

Tijdens het spel of de activiteit, geef je impulsen. Je gaat ervoor zorgen dat kinderen nog verder gaan in hun spel en het niet te snel gaat vervelen. Door kleine extra opdrachtjes te geven valt je spel niet stil en kan je een hele blok vullen. In de draaiboeken zullen al wat impulsen staan, maar verzin er zeker ook zelf.

 bv.

  • De kinderen spelen met de blokken. Je bouwt zelf plots een toren en vraagt wie de hoogste toren kan bouwen.
  • De kinderen doen een parcours met turnmateriaal. Na enkele minuten geef je enkele opdrachten: wandel nu achterstevoren, neem een balletje op een lepel mee die niet mag vallen, ga per twee over het parcours en je mag elkaars hand niet loslaten…

Je kan op verschillende manieren impulsen geven:

  • Materiaal op een andere manier gebruiken
  • Extra materiaal aanbieden
  • Met relatie tot elkaar

Stel de impulsen af naargelang de leeftijd. Voor de groene groep zal het moeilijk zijn om iets samen te doen met anderen en focus je mee rop wat ze zelf kunnen doen. Bij de blauwe groep zal de uitdaging van samen te werken een grote meerwaarde hebben.

Bv. Spel met ballonnen:

De kinderen krijgen elks een ballon en moeten deze in de lucht houden door gebruik van de handen.

  • Materiaal op een andere manier gebruiken:

De kinderen moeten de ballon in de lucht houden door hun andere hand te gebruiken, door hun voeten te gebruiken, door hun hoofd te gebruiken,…

  • Extra materiaal:

Je geeft nu iedereen een opgerolde krant waarmee te tegen de ballon mogen slaan om deze in de lucht te houden.

  • Met relatie tot elkaar:

De kinderen moeten per 2 gaan staan en moeten de ballon naar elkaar tikken zonder deze te laten vallen.

Je kan ook kijken naar wat de kinderen doen of ze vragen wat nog een leuk idee zou zijn. Door hun ideeën te gebruiken creëer je extra betrokkenheid en voelen de kinderen zich gehoord.

KEUZEACTIVITEIT

We werken altijd met keuzeactiviteiten. Dat wil zeggen dat je kinderen de keuze geeft tussen meerdere activiteiten. Het kan niet dat kinderen verplicht zijn om een activiteit mee te doen. Vergelijk het met een contractwerk of hoekenwerk in de basisschool. Er zijn enkel mag-opdrachten, geen moet-opdrachten. Dit maakt het voor monitoren gemakkelijker als je er juist mee omgaat. Je geeft de keuze tussen de twee activiteiten uit het draaiboek. Bij een groep groter dan 20 kinderen of vanaf 3 monitoren voorzie je een derde activiteit per blok. In de kring leg je uit welke keuzes de kinderen hebben en wat ze daarvoor moeten doen. Geef duidelijk aan bij welke juf en op welke plaats ze moeten zijn.

Kan je de activiteit maar met een beperkt aantal kinderen doen? Dan zeg je dat ook. Beperk je plaatsen door bijvoorbeeld te zeggen: “Bij deze juf zijn er 6 schorten of 6 stoelen. Zijn de stoelen bezet dan kan je even niet meedoen maar kom ik je halen of bel ik met het belletje.

Soms zijn er kinderen die niet kunnen kiezen. Dat kan komen doordat je uitleg over de activiteit niet helemaal duidelijk was, doordat het kind geen aansluiting voelt bij één van de activiteiten, omdat hij graag iets anders doet of omdat hij zich niet goed in zijn vel voelt. De monitor die geen activiteit heeft vraagt deze kinderen wat ze graag willen doen. Probeer samen tot een oplossing te komen. Bv.: Gewoon even kijken, een idee van het kind uitvoeren, nog even spelen op de mat, …

HET BELANG VAN KEUZEACTIVITEITEN
  • Kinderen vinden niet allemaal hetzelfde leuk. Door hen keuze te geven is er meer kans dat er een activiteit aansluit bij hun interesses.
  • Kinderen hebben het gevoel dat ze controle hebben over de situatie. Dit brengt rust in een wereld waar ze weinig controle hebben.
  • Kinderen zullen meer betrokken meedoen met een activiteit die ze zelf gekozen hebben.

ZELFREFLECTIE

Als speelvogelheld kan je zelf reflecteren op de dag. Wat verliep goed en wat minder goed? Je kan nadenken hoe dit komt en wat je de volgende keer anders zal aanpakken. Reflecteren hoeft niet altijd over iets negatief te gaan. Probeer ook eens na te gaan hoe het kwam dat je activiteit wel erg goed ging. Zo kan je dit ook toepassen de volgende keer. Je kan altijd hulp vragen als je even niet weet hoe je iets anders kan aanpakken.

Je kan gebruik maken van onderstaand STARR model:

starrmethode