Begeleidershouding

De betrokkenheid van de begeleider

Je bent op élk moment van de dag begeleider. Soms ben je intens betrokken als je een spel aan het leiden bent, soms ben je minder betrokken als je bijvoorbeeld even aan de inschrijftafel staat. Naargelang het moment van de dag en het type spel zal je een andere betrokkenheid hebben bij het spel van de kinderen. Een goed evenwicht en variatie is hierin belangrijk. Wees je ervan bewust dat je elk moment begeleider bent en pas je houding hieraan aan.

Tijdens de piekmomenten aan de inschrijf- en uitschrijftafel zal je waarschijnlijk even niet betrokken zijn bij het spel van de kinderen. Zorg er wel altijd voor dat je een goede verdeling hebt binnen het team waardoor er nog andere monitoren wel betrokken zijn of meespelen met de kinderen. Dit kan ook voorkomen wanneer een kindje een ongelukje heeft of getroost moet worden. Op dat moment ben je even niet betrokken bij het spel van de kinderen. Let op: Hou ten allen tijde een overzicht en zorgt ervoor dat de kinderen veilig spelen.
Volledig niet betrokken willen we jullie enkel in geval van nood zien. Probeer op zijn minst beschikbaar te zijn voor de kinderen waarbij je observeert vanop afstand.

Indien je druk bezig bent met de voorbereiding of afwerking van een activiteit kan je ook een speelsetting creëren. Hierbij zet je materiaal klaar waarna de kinderen zelf kiezen wat ze ermee doen. Zo kan je zelfstandig spel klaarzetten terwijl je een andere activiteit begeleidt.

Tijdens vrijspel en voor-en naopvang zal je vooral meespelen met kinderen. Maar ook tijdens de kern van je activiteiten speel je mee zodat kinderen enthousiast worden en je zelf beter aanvoelt wanneer je een speelimpuls moet bedenken. Een speelimpuls is een idee voorstellen. Dit doe je bijvoorbeeld ook tijdens je instructie en inleiding. Je kan ook impulsen geven tijdens zelfstandig spel, pauzes en voor en naopvang om spel aan de gang te houden. Om spemimpulsen te geven moet je goed geobserveerd hebben waar de kinderen mee bezig zijn. Je moet dus wel in hoge mate betrokken zijn bij de activiteiten die de kinderen aan het doen zijn.

Tijdens bepaalde activiteiten neem jij het voortouw maar ook als kinderen zich vervelen tijdens de voor- en naopvang.

Het type begeleider en zijn facetten

Elke begeleider heeft 3 types in zich die hij doorheen de dag afwisselt naargelang de situatie. Deze drie houdingen moeten samenwerken. Het is belangrijk dat je vertrekt vanuit de dame. Alles begint bij elkaar graag zien, vertrouwen en verbinden. Daarna maak je verbinding door mee te spelen, zot te doen en spelletjes te verzinnen. Als je deze twee onder de knie hebt zal je zien dat kinderen sneller en gemakkelijker luisteren naar wat je zegt en de regels die je stelt als heer. Maar let op: zonder de heer (de regels en afspraken) zullen kinderen je spelletjes ook niet meer zo fijn vinden.

Dame

Het is heel fijn om een hechte band te hebben met kinderen. Een animator kan goed luisteren naar kinderen en geeft hen graag aandacht. De dame vindt het leuk om kinderen persoonlijk te leren kennen. Zo kan hij hen beter begrijpen. Een dame speelt geen rolletje maar blijft gewoon zichzelf. Hij laat de kinderen op de eerste plaats komen en houdt rekening met hun leeftijd. Je draagt zorg voor ouders hun dierbaarste bezit. Zorg ervoor dat je dit vertrouwen waard bent.

  • Communiceer met ouders.
  • Zorg voor een warm welkom en afscheid.
  • Je houdt nauwlettend in het oog of iedereen zich goed voelt. Is dat niet zo dan treed je zorgend op.

Zot

Spelen is het belangrijkste dat een animator doet. Want kinderen zijn er gek op. De zot kan kilo’s maffe activiteiten verzinnen en voorstellen. En ook uitgelaten meespelen en nieuwe impulsen lanceren. Een zot durft zichzelf belachelijk maken en brengt schwung in de activiteiten. Z’n enthousiasme werkt aanstekelijk en doet de vonk overslaan! Doe schorten aan bij het schilderen.

  • Je bent enthousiast
  • Je maakt van elk moment een speelmoment (ook van jassen aan doen, opruimen, …)
  • Je hebt fantasie en durft nieuwe ideeën uitproberen.
  • Je durft de ideeën van de kinderen te volgen.

Heer

De heer zorgt voor duidelijkheid door regels consequent vol te houden en blijft stevig in z’n schoenen staan. Kinderen kunnen de heer vertrouwen en het hele team kan op hem rekenen. Kinderen blijven kinderen. De heer moet zichzelf ook kunnen relativeren. 

  • Je bent duidelijk en consequent
  • Je overloopt op voorhand de regels en schept duidelijkheid over het waarom.
  • Je helpt ruzies oplossen en treed correct op bij ongewenst gedrag.

Knutselen
  • Geef duidelijke instructies
  • Zet je materiaal goed klaar
  • Hou het realistisch: knutselen met 30 kinderen tegelijk vindt niemand leuk!
  • Zet een emmer water klaar om de handen in te wassen.
  • Gebruik materiaal dat geschikt is voor de leeftijd van de kinderen.
  • Doe schorten aan bij vuile activiteiten en help bij het naar boven doen van de mouwen.
  • Heb aandacht voor de ontwikkeling van de kinderen. Zoek samen naar oplossingen als het moeilijk gaat maar laat kinderen ook zelf proberen en succeservaringen beleven.
  • Stimuleer de creativiteit. Binnen de lijntjes kleuren en voorbeelden nadoen hoeft niet als je je eigen fantasie laat werken.
  • Doe mee, knutsel, smos en probeer!
  • Zorg voor uitbreidingen voor snellere kinderen.
Sport en spel
  • Geef duidelijke instructies
  • Maak kinderen enthousiast door zelf ook enthousiast te zijn.
  • Ontdek het materiaal en eigen lichaam.
  • Geef complimenten en aanmoedigingen. Blijf steeds hoorbaar aanwezig!
  • Zorg voor uitdaging.
  • Zorg voor de veiligheid van kinderen
  • Heb aandacht voor het gevoel dat een kind krijgt bij een spel. Bv.: winnen of verliezen. Sta er even bij stil.
  • Gebruik je fantasie en speel niet zomaar tikkertje maar kleed in in het thema.

Opbouw van een activiteit

Voorbereiding

Je komt goed voorbereid aan op de kampdag en je kent je activiteiten. Bij de start van de voor- en namiddag verzamel je het nodige materiaal.
Als je je materiaal nog moet gaan zoeken samen met de kinderen ligt de slaagkans al veel lager en verlies je de interesse van de kinderen. Zorg er dus altijd voor dat je materiaal klaarstaat.

Prikkelen en inleiden

Tijdens de kring prikkel je de kinderen door een kleine inleiding te geven. Je wekt in 1 of 2 zinnen de interesse van de kinderen.

Wanneer je je groepje kinderen verzameld hebt start je met de inleiding. Je bouwt de spanning op en vertelt meer over wat je gaat doen en waarom. Betrek hierin zoveel mogelijk de kinderen.

Instructie

Je geeft een duidelijke instructie op niveau van de kinderen. In korte stappen zeg je wat ze moeten doen en overloop je eventuele afspraken en regels.

Kern

De kern van de activiteit staat uitgelegd in het draaiboekje. Dit is wat jullie effectief gaan doen. Bv.: voetballen, schilderen, …
Wist je dat een kleuter amper 15 minuten eenzelfde spel kan volhouden? Daarom is het belangrijk dat je genoeg variatie en spelompulsen voorziet tijdens je activiteit. Bv.: andere regels van het spel, nieuw materiaal, …

Slot

Baken het einde van je activiteit af en zorg voor een slot. Je geeft daarbij duidelijk aan wat de kinderen kunnen gaan doen.

(Klik op de blokken om om te draaien)

Aandachtspunten:
  • Speel eerst mee voor je een impuls lanceert. Zo zit je op ooghoogte en heb je door wat kinderen aan het spelen zijn. Bovendien is het logischer dat je als deelnemer vanuit het spel een nieuw idee geeft, dan als toeschouwer.
  • Formuleer de impuls als een voorstel: ‘Je kan misschien…’, ‘Wat dacht je van …’, ‘Zou het een leuk idee zijn om…’ zijn allemaal mogelijkheden!
  • Kies een logische volgende stap als impuls, die echt verder bouwt op wat je ziet. Als je idee te ‘out-of-the-box’ is, vind je wellicht geen aansluiting bij de interesse van het kind.
  • Dring niet aan en herhaal je impuls niet te vaak.
  • Probeer iets anders en voel je niet ‘mislukt’ als kinderen niet op je impulsen ingaan.

Keuzeactiviteiten, zelfstandig en vrij spel

We werken altijd met keuzeactiviteiten. Dat wil zeggen dat je kinderen de keuze geeft tussen meerdere activiteiten. Het kan niet dat kinderen verplicht zijn om een activiteit mee te doen. Vergelijk het met een contractwerk of hoekenwerk in de basisschool. Er zijn enkel mag-opdrachten, geen moet-opdrachten. Dit maakt het voor monitoren gemakkelijker als je er juist mee omgaat. Je geeft de keuze tussen de twee activiteiten uit het draaiboek. Bij een groep groter dan 20 kinderen of vanaf 3 monitoren voorzie je een derde activiteit per blok. In de kring leg je uit welke keuzes de kinderen hebben en wat ze daarvoor moeten doen. Geef duidelijk aan bij welke juf en op welke plaats ze moeten zijn. Kan je de activiteit maar met een beperkt aantal kinderen doen? Dan zeg je dat ook. Beperk je plaatsen door bijvoorbeeld te zeggen: “Bij deze juf zijn er 6 schorten of 6 stoelen. Zijn de stoelen bezet dan kan je even niet meedoen maar kom ik je halen of bel ik met het belletje. Soms zijn er kinderen die niet kunnen kiezen. Dat kan komen doordat je uitleg over de activiteit niet helemaal duidelijk was, doordat het kind geen aansluiting voelt bij één van de activiteiten, omdat hij graag iets anders doet of omdat hij zich niet goed in zijn vel voelt. De monitor die geen activiteit heeft vraagt deze kinderen wat ze graag willen doen. Probeer samen tot een oplossing te komen. Bv.: Gewoon even kijken, een idee van het kind uitvoeren, nog even spelen op de mat, …

Zelfstandig spel zijn activiteiten die kinderen kunnen uitvoeren zonder dat je er als monitor de hele tijd bij bent. Denk bijvoorbeeld aan kleuren of plasticine, een dierentuin maken met blokken, een gezelschapsspel spelen (blauwe groep), … Je geeft als monitor de instructie, legt uit wat er kan en niet kan en houdt de activiteit in het oog. Je blijft dus in buurt en volgt vanop afstand mee. Door dit zelfstandig spel kan je meerdere activiteiten tegelijk begeleiden en meerdere groepjes kinderen tegelijk in het oog houden. Terwijl er kinderen een dierentuin aan het maken zijn met blokken kan jij bijvoorbeeld schilderen met kinderen aan de tafel naast de mat. Tijdens het schilderen ga je af en toe eens kijken naar de kinderen op de mat en help je waar nodig.

Vrij spel kan enkel na fruit, middag en koek. Vrij spel kan je vergelijken met de speeltijden op school. De kinderen lopen rond en kiezen zelf waarmee ze spelen. Je houdt overzicht over alle kinderen en kijkt erop toe dat alles veilig verloopt. Tijdens vrij spel kan je ook zelfstandige activiteiten aanbieden. Dit zorgt voor minder ververling, meer rust en structuur. Veel kinderen vinden het fijn om tijdens het vrij spel te mogen kleuren of strijkparelen. Het leukste vrij spel, zelfstandig spel en keuzeactiviteiten bekom je door zelf enthousiast te zijn en mee te spelen!