Begeleidershouding

Het type begeleider en zijn facetten

Elke begeleider heeft 3 types in zich die hij doorheen de dag afwisselt naargelang de situatie.

Deze drie houdingen moeten samenwerken. Het is belangrijk dat je vertrekt vanuit de dame. Alles begint bij elkaar graag zien, vertrouwen en verbinden. Verbinden kan je het best als zot door mee te spelen en spelletjes te verzinnen. Als je deze twee onder de knie hebt zal je zien dat kinderen sneller en gemakkelijker luisteren naar wat je zegt en de regels die je stelt als heer. Je zorgt voor duidelijkheid en structuur waardoor kinderen zich veiliger voelen.

Dame

Het is heel fijn om een hechte band te hebben met kinderen. Een animator kan goed luisteren naar kinderen en geeft hen graag aandacht. De dame vindt het leuk om kinderen persoonlijk te leren kennen. Zo kan hij hen beter begrijpen. Een dame speelt geen rolletje maar blijft gewoon zichzelf. Hij laat de kinderen op de eerste plaats komen en houdt rekening met hun leeftijd.

Zot

Kinderen zijn gek op spelen en jij toch ook?! Je bezorgt hen de leukste dag van de vakantie! De zot kan activiteiten op een speelse manier begeleiden en verwondert zich over dezelfde dingen als de kinderen. De zot speelt uitgelaten mee en lanceert nieuwe impulsen om het spel te verbreden of verdiepen. Z’n enthousiasme werkt aanstekelijk en doet de vonk overslaan! Ook buiten de activiteiten ben je speels en zorg je voor het nodige entertainment.

Heer

De heer zorgt voor duidelijkheid door regels consequent vol te houden en blijft stevig in z’n schoenen staan. Kinderen kunnen de heer vertrouwen en het hele team kan op hem rekenen. Maar let op heer: verval niet in 1000 regels want dat hou je niet vol! Maak realistische en nuttige regels: zorgen voor elkaar, zorgen voor materiaal, veiligheid van jezelf en materiaal. De heer zorgt voor structuur en voorspelbaarheid zodat kinderen weten wat er van hen verwacht wordt en wat ze kunnen en mogen doen.

Dame

– Je zorgt voor fysieke veiligheid. Dit wil zeggen dat je de omgeving en materialen aanpast aan de kinderen. Vb.: Je legt geen messen op tafel bij de kinderen, je laat ze niet spelen op te hoge speeltoestellen, … maar ook je helpt bij handelingen waar ze nog niet zo goed in zijn zoals naar toilet gaan en de jas en rugzak nemen.
– Je zorgt voor emotionele veiligheid. Dit wil zeggen dat je er bent voor de kinderen, knuffels geeft, troost… Alles begint bij liefde! Zie de kinderen graag en zorg ervoor dat ze zich goed voelen. Mama en papa zijn de belangrijkste personen in hun leven en het afscheid en gemis kan hen soms zwaar vallen. Sta klaar voor hen en probeer ze zo goed mogelijk op te vangen.
– Je bent alert voor de gevoelens en behoeften van het kind en reageert hier correct op.

Naar toilet met de groene groep

De kinderen van de groene groep zijn vaak nog niet gewend om alleen naar toilet te gaan. Hoe help je hen?

  1. Bouw toiletmomenten in op regelmatige tijdstippen.
  2. Ga met een aantal kinderen (niet te veel).
  3. Help met het kiezen van het juiste toilet (oohja, ook daar kunnen ze lang mee bezig zijn! Vergemakkelijk de keuze en biedt dingen aan op hun maat. Lukt het toilet niet goed, gebruik dan het potje of de opzetbril)
  4. Krijg je zelf je broek of je rokje los? De jongste kleuters kunnen dit vaak nog niet zelf. Dit is een veelvoorkomende oorzaak van ongelukjes. Help dus bij het uitdoen.
  5. Geraak je zelf op het toilet? Soms zijn de toiletten te hoog of te eng. Gebruik een trapje, een potje of help het kind op het toilet. Ook dit is een vaak voorkomende oorzaak van ongelukjes.
  6. Klaar? Maak de billen schoon met toiletpapier of een nat doekje. (Let op: natte doekjes gooi je in de vuilbak, niet in het toilet)
  7. Heeft iedereen een toilet gevonden? Hou in het oog dat elk kind naar toilet gaat.
  8. Handen wassen!

Tip: Maak het leuk en zorg dat kinderen die klaar zijn of moeten wachten iets te doen hebben. Zo maak je van elk moment iets leuk!

Jassen en rugzakken met de groene groep

De kinderen van de groene groep kunnen zelf nog niet goed hun rugzak openen, toedoen, wegzetten, … Help daarbij. Enkele tips:

  1. Ben je met twee monitoren dan blijft de ene bij de groep, de andere gaat naar de rugzakken. Stuur de kinderen in kleine groepjes naar de rugzakken.
  2. Help bij het openmaken en zoeken van de juiste spullen.
  3. Help bij het terug in de rugzak steken van de spullen en weer toedoen.
  4. Je kan eventueel ‘s morgens ook alle drinkbussen en brooddozen verzamelen in een bak. Zo kan je ze aan tafel uitdelen en moet je niet steeds in de rugzak zijn.
  5. Is het kouder dan 17°C dan doen alle kinderen hun jas aan!

Zot

– Kinderen zijn in de ban van magie en fantasie. Zorg bij elke activiteit, pauze, handeling, … voor een vleugje fantasie.
– Kleuters houden van fantasiewezens zoals dino’s, eenhoorns, elfjes, kabouters, …
– In hun fantasie kunnen gewone voorwerpen ook fantasie bevatten en tot leven komen. Ze vinden het geweldig als je met een lepel een toneelstukje speelt of dat een appel kan praten. Gebruik dit!
– Speel de clown en soms mag je dat heel letterlijk nemen. Kleuters vinden het hilarisch wanneer je de clown uithangt, express valt, botst of iets niet ziet wat zij wel zien. Gebruik die humor tijdens alles wat je doet.
– Een uitleg is vaak nog te abstract en te complex om te begrijpen. Kleuters zijn wel experten in gedrag kopiëren. Iets voordoen en laten zien zal vaak veel efficiënter en duidelijker zijn dan een hele uitleg geven.
– Kleuters vinden het geweldig als je meespeelt met hen en telkens met nieuwe ideeën komt. Durf in hun wereld te duiken, je helemaal te laten gaan en gewoon mee te spelen!

Heer

– Je geeft korte en duidelijke opdrachten. en je vertelt wat je verwacht van de kinderen en waarom.
Tip: Denk aan de w’s: Waar, Wat, Wanneer, Wie, Waarom.
– Geef duidelijkheid over het dagverloop en de werking. Jij weet al dat we fruit gaan eten, maar weten de kinderen dat ook als je het niet vertelt?
– Zorg voor structuur en rituelen. Pak een situatie steeds op dezelfde manier aan, volg dezelfde stappen/volgorde, verzamel op dezelfde plaats, gebruik steeds hetzelfde opruimsignaal

Opbouw van een activiteit

Voorbereiding

Je komt goed voorbereid aan op de kampdag en je kent je activiteiten. Bij de start van de voor- en namiddag verzamel je het nodige materiaal.
Als je je materiaal nog moet gaan zoeken samen met de kinderen ligt de slaagkans al veel lager en verlies je de interesse van de kinderen. Zorg er dus altijd voor dat je materiaal klaarstaat. Materiaal klaarzetten kan niet langer dan 10 minuten duren. Duurt het langer? Vraag dan hulp, want dan loopt er iets verkeerd.

Prikkelen en inleiden

Tijdens de kring prikkel je de kinderen door een kleine inleiding te geven. Je wekt in 1 of 2 zinnen de interesse van de kinderen.
Wanneer je je groepje kinderen verzameld hebt start je met de inleiding. Je bouwt de spanning op en vertelt meer over wat je gaat doen en waarom. Betrek hierin zoveel mogelijk de kinderen.

Instructie

Je geeft een duidelijke instructie op niveau van de kinderen. In korte stappen zeg je wat ze moeten doen en overloop je eventuele afspraken en regels.

Kern

De kern van de activiteit staat uitgelegd in het draaiboekje. Dit is wat jullie effectief gaan doen.
Wist je dat een kleuter amper 15 minuten eenzelfde spel kan volhouden? Daarom is het belangrijk dat je genoeg variatie en spelompulsen voorziet tijdens je activiteit.

Slot

Baken het einde van je activiteit af en zorg voor een slot. Je geeft daarbij duidelijk aan wat de kinderen kunnen gaan doen.

Aandachtspunten:
  • Speel eerst mee voor je een impuls lanceert. Zo zit je op ooghoogte en heb je door wat kinderen aan het spelen zijn. Bovendien is het logischer dat je als deelnemer vanuit het spel een nieuw idee geeft, dan als toeschouwer.
  • Formuleer de impuls als een voorstel: ‘Je kan misschien…’, ‘Wat dacht je van …’, ‘Zou het een leuk idee zijn om…’ zijn allemaal mogelijkheden!
  • Kies een logische volgende stap als impuls, die echt verder bouwt op wat je ziet. Als je idee te ‘out-of-the-box’ is, vind je wellicht geen aansluiting bij de interesse van het kind.
  • Dring niet aan en herhaal je impuls niet te vaak.
  • Probeer iets anders en voel je niet ‘mislukt’ als kinderen niet op je impulsen ingaan.

Keuzeactiviteiten, zelfstandig en vrij spel

We werken altijd met keuzeactiviteiten. Dat wil zeggen dat je kinderen de keuze geeft tussen meerdere activiteiten. Het kan niet dat kinderen verplicht zijn om een activiteit mee te doen. Vergelijk het met een contractwerk of hoekenwerk in de basisschool. Er zijn enkel mag-opdrachten, geen moet-opdrachten. Dit maakt het voor monitoren gemakkelijker als je er juist mee omgaat. Je geeft de keuze tussen de twee activiteiten uit het draaiboek. Bij een groep groter dan 20 kinderen of vanaf 3 monitoren voorzie je een derde activiteit per blok. In de kring leg je uit welke keuzes de kinderen hebben en wat ze daarvoor moeten doen. Geef duidelijk aan bij welke juf en op welke plaats ze moeten zijn. Kan je de activiteit maar met een beperkt aantal kinderen doen? Dan zeg je dat ook. Beperk je plaatsen door bijvoorbeeld te zeggen: “Bij deze juf zijn er 6 schorten of 6 stoelen. Zijn de stoelen bezet dan kan je even niet meedoen maar kom ik je halen of bel ik met het belletje. Soms zijn er kinderen die niet kunnen kiezen. Dat kan komen doordat je uitleg over de activiteit niet helemaal duidelijk was, doordat het kind geen aansluiting voelt bij één van de activiteiten, omdat hij graag iets anders doet of omdat hij zich niet goed in zijn vel voelt. De monitor die geen activiteit heeft vraagt deze kinderen wat ze graag willen doen. Probeer samen tot een oplossing te komen. Bv.: Gewoon even kijken, een idee van het kind uitvoeren, nog even spelen op de mat, …

Zelfstandig spel zijn activiteiten die kinderen kunnen uitvoeren zonder dat je er als monitor de hele tijd bij bent. Denk bijvoorbeeld aan kleuren of plasticine, een dierentuin maken met blokken, een gezelschapsspel spelen (blauwe groep), … Je geeft als monitor de instructie, legt uit wat er kan en niet kan en houdt de activiteit in het oog. Je blijft dus in buurt en volgt vanop afstand mee. Door dit zelfstandig spel kan je meerdere activiteiten tegelijk begeleiden en meerdere groepjes kinderen tegelijk in het oog houden. Terwijl er kinderen een dierentuin aan het maken zijn met blokken kan jij bijvoorbeeld schilderen met kinderen aan de tafel naast de mat. Tijdens het schilderen ga je af en toe eens kijken naar de kinderen op de mat en help je waar nodig.

Vrij spel kan enkel na fruit, middag en koek. Vrij spel kan je vergelijken met de speeltijden op school. De kinderen lopen rond en kiezen zelf waarmee ze spelen. Je houdt overzicht over alle kinderen en kijkt erop toe dat alles veilig verloopt. Tijdens vrij spel kan je ook zelfstandige activiteiten aanbieden. Dit zorgt voor minder ververling, meer rust en structuur. Veel kinderen vinden het fijn om tijdens het vrij spel te mogen kleuren of strijkparelen. Het leukste vrij spel, zelfstandig spel en keuzeactiviteiten bekom je door zelf enthousiast te zijn en mee te spelen!