De ontwikkeling van kinderen

De groene groep

Leeftijd: 2,5 tot 3 jaar – Instapklasje en eerste kleuterklas

De jongste leeftijdsgroep heeft een bijzondere behoefte aan veiligheid en geborgenheid. Zich geborgen voelen, is voor deze kleuters heel belangrijk. Een duidelijke structuur geeft deze kleuters een gevoel van veiligheid. Deze kleuters zijn volop elkaar en hun omgeving aan het ontdekken, ze doen dit op een heel actieve manier. Ze bewegen graag en veel. Bewegingsspel en manipulatief spel staan centraal in de spelactiviteiten. Het coördineren van bewegingen is nog moeilijk.

Ze houden ervan om te experimenteren en daarvoor zetten ze al hun zintuigen in. De kleuters gaan op zoek naar de eigenschappen van materialen, speelgoed en ruimtes. Het spel bestaat erin te proeven, ruiken, voelen, kijken en luisteren. Ze proberen allerlei dingen uit met het materiaal. Ze kijken welke effecten het materiaal creëert. Denk bijvoorbeeld aan iets dat lawaai maakt. Dit kan samengaan met het bewegingsspel. De kleuter bouwt bv. een toren met blokken om die dan met een grote zwaai om te gooien. Het is net alsof het kind zich afvraagt: ‘Als ik dit doe, wat zal er gebeuren? Wat zal ik horen, voelen of zien?

Na het experimenteren gaan ze fantaseren. Wat kunnen we met dit materiaal doen? Een laken kan bijvoorbeeld dienen om een kamp te maken of het stelt de zee voor waarin we zwemmen. Kleuters gaan heel erg nabootsen van handelingen van volwassenen. Dit heet imitatiespel. Alles wat jij doet is interessant voor hen en kan de start zijn van imitatiespel.

De kinderen in deze groep spelen vooral naast elkaar met hetzelfde speelgoed, maar zijn minder bezig met elkaars spel. Naarmate de kinderen ouder worden zullen ze meer kunnen samen spelen. Jonge kleuters hebben het nog moeilijk om zich voor te stellen wat een ander denkt, ziet, voelt, ervaart, omdat hun cognitieve ontwikkeling nog niet zo ver staat.

Ze stellen het eigen ‘ikje’ centraal, en dat ziet men ook in sociale interacties. Jonge kleuters hebben nog weinig empathie, inlevingsvermogen. Dat het bewustzijn van hun ik-je groeit, merk je onder meer aan het op momenten sterk koppig gedrag.

Een jonge kleuter kan zich vaak nog moeilijk verbaal uiten. Zijn woordenschat is nog beperkt, en hij kan nog niet zo goed articuleren. Ze gebruiken zinnetjes van twee en drie woorden. In deze periode gaat het passief begrijpen van taal en het actief gebruiken van taal wel heel snel vooruit. Een driejarige begrijpt de taal op passieve wijze beter dan dat hij de taal zelf al spreekt, maar zijn actief taalgebruik gaat met rasse schreden vooruit. De kleuter kan soms heel veel vragen stellen, maar de kleuter verwacht ook niet altijd een antwoord, het is eerder een uiting van het feit dat de kleuter nadenkt.

De kleuter heeft vluchtige aandacht voor zaken die opvallen of hem interesseren, maar hij kan zich nog niet lang concentreren. Hij kiest voor korte spelletjes met veel variatie.

Driejarigen proberen de werkelijkheid te begrijpen, maar kunnen nog niet alles goed bevatten. Ze maken nog weinig onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid. Kleuters zitten in het stadium van het ‘magisch denken’.

Ze kunnen al…

  • Korte tijd met eenzelfde speelgoed spelen.
  • Korte zinnen maken.
  • Korte opdrachten begrijpen
  • Hun fantasie gebruiken
  • Grappige oplossingen bedenken
Help en verwacht deze dingen nog niet.

Dit is nog te moeilijk…

  • Lange tijd zelfstandig spelen
  • Alleen naar toilet gaan
  • Alleen in een ruimte zijn
  • Lange zinnen en meerdere opdrachten tegelijk onthouden.
  • Veters knopen
  • Spelen met veel spelregels.
  • Eigen naam schrijven
  • Knippen op een lijn
  • Uitleggen waarom hij iets gedaan heeft
Laat ze experimenteren en proberen maar help waar nodig.

Ik ben aan het leren …

  • Zelf mijn jas en boekentas dicht doen.
  • Samen spelen en delen van speelgoed
  • Eenvoudige spelregels begrijpen
  • Knippen en fijn motorische handelingen
  • Oog-handcoördinatie
  • Lopen, springen en huppelen
  • Tellen tot 10

Een kleuter uit de groene groep heeft jou nodig om en verwacht van jou dat:

  • Je een veilige haven bent
  • Je vriendelijk, warm en zacht bent
  • Je veel geduld hebt
  • Je zorgt voor een warm onthaal in stapjes.
  • Je hem bij het onthaal overneemt van de ouder.
  • Je zijn verdriet begrijpt en troost
  • Je voor hem zorgt
  • Je gekke spelletjes voor hem bedenkt
  • Je hem blijft entertainen
  • Je hem in kleine stapjes meer zelfstandigheid leert
  • Je duidelijk bent over wat er kan en niet kan.
  • Je ervoor zorgt dat de grote kinderen niet te wild zijn in zijn buurt

De oranje groep

Leeftijd: 4 tot 6 jaar – Tweede en derde kleuterklas

De 4- jarige is nog sterk ik – betrokken, maar wil vriendjes maken en kan reeds delen. Het maken van vrienden gebeurt op basis van het spelen met hetzelfde speelgoed of hetzelfde spel. Het zijn speelkameraadjes!

Het moreel bewustzijn van de kleuter groeit, de kleuter begrijpt wat mag en niet mag, kent klasafspraken. Het verantwoordelijkheidsgevoel in het algemeen neemt toe. Algemeen kunnen we stellen dat fantasiespel bij de 4-jarigen sterk komt opzetten. Voor hem is de wereld één grote inspiratiebron waaruit hij/zij zal putten naargelang zijn stemming en de noden van het moment. Het rollenspel is heel belangrijk voor die leeftijdsgroep. De kleuter kan dingen meer van op een afstand bekijken (het kritisch vermogen begint te groeien). De kleuter exploreert alles door zaken uit te proberen, te doen. De kleuter leert geleidelijk aan begrippen van ruimte, tijd en kwantiteit te begrijpen en te gebruiken, ook in zijn spel. Zijn concentratie is nog beperkt van duur, maar is gerichter en kan langer aanhouden in vergelijking met jongere kinderen. Kleuters kunnen veel waarom-vragen stellen. De drang om meer te begrijpen, zie je terug in hun spel. De kleuter breidt ook zijn actieve woordenschat sterk uit, en is ook nieuwsgierig om van allerlei zaken de naam te kennen. De kleuters komen geleidelijk aan tot een juiste zinsbouw, bij sommige kleuters na een periode van stotteren.

Vanaf de derde kleuterklas worden groepjes gevormd, vriendjes gekozen maar vriendschappen zijn nog vaak vluchtig. Met gemeenschappelijk materiaal kan een gemeenschappelijk speldoel vooropgesteld worden. Groepsopdrachten zijn mogelijk. De kleuter begint zich op een meer verfijnde manier te bewegen, de coördinatie van bewegingen verloopt beter. De kleuter heeft nog steeds een grote behoefte om zich te bewegen. Kracht en uithouding nemen toe en de kleuter wil zich ook motorisch bewijzen.

Ze kunnen al…

  • Een activiteit van langere duur volgen. Variatie blijft belangrijk.
  • Een verhaal vertellen in langere zinnen.
  • Hun fantasie gebruiken
  • Grappige oplossingen bedenken
  • De eerste letter van hun naam herkennen
  • Speelgoed delen
Help en verwacht deze dingen nog niet.

Dit is nog te moeilijk…

  • Lezen en rekenen
Laat ze experimenteren en proberen maar help waar nodig.

Ik ben aan het leren …

  • Zich inleven in anderen
  • Fijn motorische handelingen
  • Oog-handcoördinatie
  • Tellen tot 20
  • Mijn naam schrijven en alle letters herkennen
  • Op een lijn knippen
  • Alleen naar toilet gaan
  • Veters knopen
  • Een spel met spelregels spelen
  • Omgaan met winnen en verliezen

Een kleuter uit de oranje groep heeft jou nodig om en verwacht van jou dat:

  • Je een veilige haven bent
  • Je vriendelijk, warm en zacht bent
  • Je geduld hebt
  • Je zorgt voor een warm onthaal en hem meteen geboeid houdt
  • Je zijn verdriet begrijpt en troost
  • Je voor hem zorgt
  • Je gekke spelletjes voor hem bedenkt
  • Je hem blijft entertainen
  • Je uitdaging en vraagstukken biedt
  • Je hem vertrouwt om dingen zelf te kunnen.
  • Je duidelijk bent over wat er kan en niet kan.
  • Je af en toe vertaalt wat andere kinderen bedoelen en helpt om samen te spelen met anderen.

De blauwe groep

Leeftijd: 6 tot 10 jaar – Eerste tot vierde leerjaar

Kinderen in deze leeftijdsfase gaan steeds meer over zichzelf nadenken: ‘Wat kan ik? Wat kan ik niet? Hoe zie ik eruit? Hoe voel ik me? Wat wil ik?’ Vanaf een jaar of 8 vergelijkt hij zichzelf daarbij met andere kinderen. Ze kunnen zich meer en meer verplaatsen en inleven in andere personen.

In deze leeftijd verschuift het spel van symbolisch spel naar spel volgens regels. Kinderen spelen gecompliceerde rollen en kunnen het spel langer volhouden. Daag de kinderen uit om zelf op onderzoek uit te gaan of activiteiten te bedenken en uit te voeren. Laat kinderen binnen activiteiten ook zelf hun rol bepalen. Laat weten dat je open staat voor ideeën voor nieuwe oefeningen/spelvormen in je les. Denk ook aan (cognitief) uitdagende activiteiten waarbij techniek en/of onderzoek centraal staat. 

Kinderen tussen 6 en 10 jaar hebben veel fantasie. Het ongeorganiseerde fantasiespel gaat in deze periode steeds meer plaats maken voor spelen volgens regels of spelletjes waarbij ze zelf regels mogen bedenken. 

De kinderen van de blauwe groep hechten veel waarde aan vriendschappen. De vriendschappen worden nu ook veel dieper dan voorheen en blijven stabieler.

Er is bovendien meer sprake van competitie. De mogelijkheid om zichzelf te vergelijken met leeftijdsgenootjes levert immers informatie op over zowel de eigen mogelijkheden als die van de andere kinderen. Kinderen van deze leeftijd hebben veel energie en een grote behoefte aan bewegen, oefenen en vaardigheden leren. Fijn-motorische bezigheden worden uitgebreid herhaald. Bijgevolg wordt hun coördinatie steeds fijner, ze worden sterker, leniger, behendiger en hebben een beter evenwichtsgevoel.

Ze kunnen al…

  • Evenwicht bewaren op één been
  • Fietsen
  • Een tekening maken van de realiteit
  • Spelregels begrijpen
Help en verwacht deze dingen nog niet.

Dit is nog te moeilijk…

  • Gevaren juist inschatten
Laat ze experimenteren en proberen maar help waar nodig.

Ik ben aan het leren …

  • Eigen mening verwoorden op een goede manier
  • Samenwerken met anderen
  • Vrienden maken

Een kind uit de blauwe groep heeft jou nodig om en verwacht van jou dat:

  • Je een veilige haven bent
  • Je vriendelijk, warm en zacht bent
  • Je geduld hebt
  • Je zorgt voor een warm en enthousiast onthaal
  • Je zijn verdriet begrijpt en samen werkt
  • Je voor hem zorgt maar niet betutteld
  • Je gekke spelletjes voor hem bedenkt
  • Je uitdaging en vraagstukken biedt
  • Je hem vertrouwt om dingen zelf te kunnen en kleine stukjes verantwoordelijkheid geeft
  • Je duidelijk bent over wat er kan en niet kan.
  • Je af en toe vertaalt wat andere kinderen bedoelen en helpt om ruzies op te lossen.